In onze serie “vijf vragen aan…” interviewen we deze keer Jan de Winter. Maar er is een probleem: Jan heeft zoveel interessante informatie dat we zijn verhalen over meerdere interviews moeten verdelen. Deze keer gaat het over de schipper families in Numansdorp en de geschiedenis van zijn motorschip, de Emmanuel.
Vijf schippersfamilies
In de haven Numansdorp waren rond 1900 o.a. de families Bouman, Klootwijk, van Es, Touw (familie van actrice Pleuni Touw) en de Winter actief. Piet de Winter, de grootvader van Jan de Winter, liet in 1899 de zeilaak ‘de Gebroeders’ bouwen en ging daarmee als koopmanschipper varen en handel drijven.
Rechts Piet de Winter met links een handelaar uit Amsterdam
Een levendige handelshaven
Piet kocht aardappelen op de Hoeksche Waard en verkocht deze in Amsterdam. Jan zegt met nadruk koopmanschipper, want dit is iets anders dan een beurtschipper, die alleen maar op een vaste route vaart, bijv. Numansdorp – Rotterdam of een particuliere schipper, die met gezin op de boot woont en wel ladingen naar verschillende bestemmingen kan vervoeren. Drie dochters van de familie Huysers trouwden met een van Es, een Touw en met Piet de Winter, waarmee de schipper families een nog hechtere band kregen. Op het hoogtepunt lagen er zo’n vijftien zeilschepen in de Dorpshaven.
De havenkom vanaf het Schippershuis gezien.
Door het getij kon je alleen de kom bereiken met vloed vanaf half getij (leeg) of hoogwater (vol). In de kom van de haven tot ca. het havengebouw stond water en daarbuiten was er bij laag water alleen een geul met rietkraag, die bijna droogviel.
Het oude Schippershuis, dat in 1945 door de Duitsers is vernietigd. Het kleine huisje rechts is de waag.
De trekschuit
Om de haven uit te komen bij ZW-wind en daarna richting Dordrecht te zeilen moest men opkomende tij hebben. De boot werd zodra er voldoende water in de geul stond door de knecht(en) met een jaaglijn vanaf de dijk naar de uitgang getrokken. Dit ging door tot op de strekdam (soms half in het water), terwijl de schipper de zeilen hees. Bij het jagen trok de knecht ook de bijboot en sprong daarin zodra de zeilen stonden en trok zich dan naar de aak.
Roeiend terug naar Numansdorp
Als er geen wind stond en men vanaf de Dordtse Kil naar Numansdorp terug wilde varen, wachtte men op hoogwater, waarna de roeiende bijboot het zeilschip trok. Het kleine snelheidsverschil ten opzichte van de stroming was net voldoende om Numansdorp voor kentering te bereiken.
De havenkom met op de achtergrond de geul naar het Hollands Diep.
Schippers zwemmen niet
Jan vertelde nog iets bijzonders: zwemles was niet gratis en de meeste schippers konden daarom niet zwemmen. Zwemvesten van kurk of kapok waren onhandig, maar meestal ook niet eens aan boord vanwege de kosten. Op open water en met behoorlijke wind, waren veel schippers bang om overboord te slaan en te verdrinken. Dat waren nog eens tijden!
De Hoop met stuurhut.
Een ééncilindermotor
In 1910 liet Piet de Winter een motorschip bij van Limborgh in Lekkerkerk bouwen: de Hoop, van 52 MT. Jan vervolgt: “Dat heette toen geen motorschip maar motor. Het schip had geen roef en de bemanning woonde voor. De stuurhut met liggend stuurwiel was open en pas later kwamen er ramen en een dak. De motor was een liggende één cilinder van Rennes van Drakenburg. Hij had geen bougie, maar bij de kop stond een brander. Met gevaar voor eigen leven moest de motor aan geslingerd worden door het vliegwiel steeds harder heen en weer te bewegen tot er genoeg snelheid was om door het compressiepunt te gaan.”
De motor aan boord van de Hoop.
Jan komt aan boord
Jan was 6 jaar toen hij af en toe al meevoer. Hij vond het verschrikkelijk wanneer ze met de boot langs het zwembad vol met vriendjes (tegenwoordig het grote huis bij de haveningang) voeren, want de motor liep zeer onregelmatig. “Boem, boem, zucht, zucht, zucht”, verzucht Jan, “Het leken net harde winden”. Hij verschool zich dan onder dek. Op het Hollands Diep, dat in die tijd nog een Noord- en Zuidgeul moest hij op de tonnen te sturen… figuurlijk dan, terwijl de anderen in het vooronder aan de koffie gingen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het zeilschip verkocht en voer de Hoop nog tot 1960 met steenkolen vanuit Born en Stein.
De Emmanuel als vrachtschip in de havenkom.
Van schipper naar vrachtwagenchauffeur
Vanaf 1960 werd transport met vrachtwagen veel populairder, ook omdat er vele oude Bedfords uit de oorlog in Nederland waren achtergebleven. MS de Hoop werd verkocht maar de handel in kolen en aardappelen ging door. Eerst als Fa. de Winter en Zn. en later als Gebr. de Winter.
De familie Klootwijk op reis met de Emmanuel.
Eerst betalen, dan varen
De familie Klootwijk liet in 1924 MS Emmanuel bouwen. Het schip bleef tot 1926 bij de werf liggen omdat het schip niet was afbetaald. Eerst voeren vader en zoon Leo samen en later voer Leo alleen, gerst en mout uit Zeeland en Zuid Holland voor de Amstelbrouwerij in Amsterdam.
De Emmanuel op open water.
Boot zonder schipper
In 1978 is Leo overboord geslagen en verdronken. De Emmanuel lag lange tijd zonder bestemming in de haven, totdat uiteindelijk Jan en zijn vader het schip hebben gekocht. En nu ligt Jan met de Emmanuel al weer jaren in de haven en wordt het schip eens per jaar omgedoopt tot Pakjesboot en voor de intocht van de goedheiligman gebruikt.
De Emmanuel in de havengeul.
Wordt vervolgd…
We begonnen dit verhaal met de mededeling dat Jan nog veel meer over de haven, de vereniging en zijn leven te vertellen heeft. Daarover meer in deel twee van dit interview.